Tijd om aan de slag te gaan: zowel patiënten als zorgverleners zien belang van het leefstijlgesprek in

Geplaatst op:

25-05-2025

Leestijd 5 - 6 minuten

Geschreven door: Coalitie Leefstijl in de Zorg

Dit bericht delen op:

In opdracht van, en in samenwerking met Team Richtlijnen van de Coalitie Leefstijl in de Zorg, voerde het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten onderzoek uit naar de toepassing van aanbevelingen over leefstijl in richtlijnen in de praktijk. Hier bespreken Pim Assendelft (hoogleraar Preventie in de zorg, Radboudumc en voorzitter Team Richtlijnen), Jako Burgers (huisarts, hoogleraar Persoonsgerichte zorg in richtlijnen, Universiteit Maastricht en lid Team Richtlijnen) en Lieke Visser (belangenbehartiger Preventie, Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)) de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit de resulterende rapportage ‘Implementatie van aanbevelingen over leefstijl in richtlijnen’. Het goede nieuws is dat zowel patiënten en zorgverleners het leefstijl gesprek belangrijk vinden. Toch is er nog winst te behalen.

Eén van de doelstellingen van de Coalitie Leefstijl in de Zorg is leefstijl in richtlijnen te integreren en harmoniseren, onderbouwd door de huidige stand van wetenschap én praktijk. Om dit te bereiken werkt de Coalitie samen met partijen die zich bezighouden met de ontwikkeling van richtlijnen. Uit een eerdere inventarisatie en analyse naar leefstijlaanbevelingen in richtlijnen bleek dat in 66 procent van richtlijnen voor veelvoorkomende aandoeningen aanbevelingen over leefstijl zijn geformuleerd. “Het doel van het huidige onderzoek was om te inventariseren in hoeverre leefstijlaanbevelingen in richtlijnen daadwerkelijk worden toegepast in de spreekkamer en hoe zorgprofessionals en patiënten dit ervaren. En daarnaast in kaart te brengen hoe en in welke vorm leefstijlaanbevelingen bijdragen aan een succesvolle toepassing in de praktijk”, legt Pim Assendelft uit.

Belangrijkste bevindingen

Uit het onderzoek blijkt dat 81% van de patiënten en 91% van de zorgverleners het leefstijlgesprek (heel) belangrijk vinden. De tevredenheid over het leefstijlgesprek ligt wat lager: 79% van de patiënten en 54% van de zorgverleners zijn (heel) tevreden over het leefstijlgesprek; 16% van de zorgverleners is ontevreden over het leefstijlgesprek. Bovendien geven zorgverleners aan dat richtlijnen met betrekking tot leefstijl nog niet altijd helpend zijn in de praktijk, bijvoorbeeld door onduidelijke, tegenstrijdige of niet toepasbare adviezen. De helft van de patiënten geeft aan dat leefstijl niet besproken wordt. “Ik herken me in de bevindingen. Bij NFK hebben we zelf ook een ‘Doneer Je Ervaring’-peiling gedaan. Daarin kwam tevens naar voren dat patiënten behoefte hebben aan het bespreken van ten minste één leefstijlonderwerp (70%), maar dat het belang van een gezonde leefstijl niet altijd besproken wordt (44%)”, vertelt Lieke Visser.

“Wat mij opvalt is dat patiënten tevredener zijn dan zorgverleners. Dat zit wellicht deels in het feit dat leefstijl voor veel zorgverleners geen favoriet onderwerp is, vaak wordt gedacht dat patiënten het niet fijn vinden als je als zorgverlener leefstijl aankaart”, zegt Jako Burgers.

“Dat is inderdaad een hardnekkige aanname. Een aanname die de arts-patiëntrelatie in de weg staat. Het is inmiddels wel duidelijk dat het gros van de patiënten het leefstijlgesprek wel wil”, vult Assendelft aan. “Sommige artsen vinden het moeilijk om leefstijl te bespreken en voelen zich niet goed voorbereid. Iets wat voor mij uit de rapportage springt is dat artsen na het bespreken van leefstijlfactoren lang niet altijd een behandelplan opstellen. Reden hiervoor is onder meer een gebrek aan verwijsmogelijkheden, dat maakt zorgverleners waarschijnlijk ook terughoudend om het gesprek te voeren. Vaak blijft het bij een eenmalig advies en dat is zonde. Want gezonder gaan leven vraagt om duurzame gedragsverandering, dat gaat gepaard met vallen en opstaan en mensen hebben daar hulp bij nodig. Het is belangrijk dat zorgverleners een sociale kaart voor handen hebben die ze kan

helpen bij verwijzen. Willen we leefstijlaanbevelingen beter toegepast krijgen in de praktijk dan hebben we een betere infrastructuur, trainingen voor zorgverleners, duidelijker opgeschreven aanbevelingen/ richtlijnen en de juiste, niet-veroordelende sfeer in de spreekkamer nodig”, vervolgt Assendelft.

Hoe zijn leefstijlaanbevelingen in richtlijnen beter toepasbaar te maken?

“Ik denk dat het belangrijk is om de populatie te definiëren. Bij wie willen we leefstijlinterventies inzetten? Zo’n 70 tot 80% van de mensen kan zelf verbeteringen op het gebied van zijn of haar leefstijl doorvoeren. De meeste winst is buiten het medisch domein te behalen. Preventie is belangrijk, maar moet niet ten koste gaan van het behandelen van ziekte. Binnen de zorg moeten we ons richten op hoogrisicopatiënten. Om leefstijlaanbevelingen tot een succes te maken moeten zorgverleners op de hoogte zijn, zelf het goede voorbeeld geven en leefstijl meer agenderen”, stelt Burgers.

“We hebben inderdaad onvoldoende tijd om iedereen een aanbod te doen. Daarom is het zo belangrijk om in richtlijnen goed te omschrijven wat wel en niet te doen. Bij wie is een generiek advies voldoende en waar is een specifieke aanpak gewenst? Het is soms lastig duidelijk effect van leefstijlinterventies voor een specifieke aandoening te bewijzen. We zijn aan het kijken hoe we de evidence voor leefstijl in richtlijnen het beste kunnen waarderen en formuleren. Als zorgverleners moeten we pleiten voor een gezondere omgeving én de zorg zien als onderdeel van het bredere preventie-ecosysteem. Vraag je patiënt na een jaar hoe het gaat met die wandelclub. Bij roken weten we dat stoppen met veel mislukte pogingen gepaard gaat en blijven we hulp aanbieden. Bij voeding en bewegen hebben we dat geduld nog niet”, benadrukt Assendelft.

“De kracht zit in herhaling. Het moment waarop iemand openstaat voor leefstijladvies verschilt per persoon. Daarom is het belangrijk het gesprek hierover vaker te voeren. En inderdaad, niet alles hoeft binnen de formele zorg plaats te vinden. Zo vinden ook veel patiënten steun en hulp bij lotgenoten. Als je ziet dat een lotgenoot het kan, dan geeft dat vertrouwen dat je het zelf ook kunt. Daarnaast kunnen patiënten eigen regie pakken. Vraag om hulp als dat nodig is, en geef bij je zorgverlener aan dat je leefstijl belangrijk vindt. Zo maak je zelf het onderwerp bespreekbaar”, aldus Visser.

Aan de slag!

“Als Team Richtlijnen van de Coalitie willen we onze opgedane kennis borgen. We hopen dat richtlijnontwikkelaars onze bevindingen meenemen en implementatiemethoden opgepakt worden. Ondertussen zijn we naar aanleiding van onze bevindingen drie projecten gestart, die moeten leiden tot adviezen voor richtlijnontwikkelaars over hoe leefstijl op te nemen in de verschillende stappen van het richtlijnproces. Daarin is aandacht voor zowel harmonisatie als onderbouwing en komt er bovendien een handreiking voor patiëntvertegenwoordigers om het belang van leefstijl op een effectieve manier te bespreken in richtlijnwerkgroepen. Het is een mooie kick-start, maar er is nog veel winst te behalen onder meer in het indalen van leefstijlaanbevelingen in richtlijnen. Daar moeten we nog wel tijd voor nemen”, besluit Assendelft.

Gericht op actie

Betrokken partijen

De Coalitie Leefstijl in de Zorg bestaat uit een groeiende verzameling van partijen die actief zijn in en om de zorg, in beleid, op het terrein van wetenschap en innovatie of op een andere manier betrokken zijn bij leefstijl in de zorg.