Met verschillende teams werkt de Coalitie Leefstijl in de Zorg aan de implementatie van leefstijl in de zorg. Financiering is cruciaal voor het inzetten en opschalen van leefstijlinterventies. Team Financiering en Kosten onderzoekt welke succesfactoren en knelpunten ervaren worden en hoe de gevonden knelpunten vervolgens opgelost kunnen worden. Hier vertelt teamregisseur Véronique van Hoogmoed over de doelstellingen en aanpak van het team.
Team Financiering en Kosten richt zich op het gesprek over leefstijl in de spreekkamer, de leefstijlinterventies die onder de Zorgverzekeringswet vallen en het verwijzen naar leefstijlinterventies (binnen en buiten de Zorgverzekeringswet). Het team vervult ook een gidsfunctie waarin zij onderzoeken en uitleggen welke mogelijkheden er zijn om toe te werken naar de juiste financiering voor leefstijlinitiatieven.
“We buigen ons natuurlijk over een uitdagend onderwerp. Wat onder verzekerde zorg valt is bij wet vastgelegd. Het systeem kunnen we niet zomaar veranderen, maar we kunnen wel proberen meer duidelijkheid te geven in het soms ondoorzichtige veld van financiering en (stiekem) kunnen we er misschien ook wel een beetje tegenaan duwen. Dat leefstijl niet vergoed wordt is een belemmering voor het inzetten en opschalen van leefstijlinterventies. Dat betekent dat lef en inzet van eigen middelen en tijd nodig zijn om te laten zien dat een leefstijlinterventie werkt. Wij willen er uiteindelijk naar toe dat financiering en kosten geen belemmering meer zijn”, vertelt Véronique van Hoogmoed, die sinds begin 2024 als teamregisseur bij het team betrokken. Een uitdagende taak die ze samen met Aat van den Berg (UMCG) uitvoert.
Hoe gaan jullie te werk?
“We werken met een kernteam en een uitvoerend team. Het kernteam heeft een sturende rol, waar het uitvoerende team er juist is voor de praktische en operationele zaken. Het heeft best even geduurd voordat we tot een goede samenstelling van deze teams zijn gekomen, maar we zijn er nu heel tevreden over. Het uitvoerende team bestaat uit systeempartijen zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), Zorginstituut Nederland (ZiN), Koepel Artsen Maatschappij + Gezondheid (KAMG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en TNO. In het kernteam zijn andere koepelorganisaties vertegenwoordigd: InEen, Nederlandse GGZ (NL GGZ), Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG) en Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). Daarnaast hebben we een gelegenheidsteam, met bijvoorbeeld zorgverzekeraars of praktijkprofessionals, dat we erbij kunnen roepen als een bepaald vraagstuk daar omvraagt”, aldus Van Hoogmoed.
“In 2023 hebben we ons team samengesteld, vastgelegd hoe we dit gevoelig onderwerp gaan aanpakken en waar we ons gaan richten. Dat is, zoals gezegd, alles wat onder de zorgverzekering valt. Bijvoorbeeld het gesprek over leefstijl en de doorverwijzing naar een leefstijlinterventies. De route naar het sociale domein hoort daarbij, maar wat er uiteindelijk bij de gemeente gebeurt valt buiten de scoop. We onderzoeken wat succesfactoren en knelpunten zijn bij financiering van leefstijlinterventies zodat toekomstige initiatieven hiervan kunnen leren en niet zelf het wiel hoeven uit te vinden. Vragen die daarbij centraal staan, zijn: Welke ruimte in de financiering is er al? Welke ruimte in de financiering is nog onvoldoende bekend en hoe kan dit verbeterd worden? Welke ruimte in de financiering ontbreekt en hoe kan dit opgelost worden?”, legt Van Hoogmoed uit.
Gidsen, fixen en agenderen
Het team richt zich op drie pijlers: gidsen, fixen en agenderen. “Er is al best veel informatie en er kan best veel, maar vaak is het lastig en onduidelijk welke route het beste gevolgd kan worden. Daarom gaan we bundelen wat er al bij partners aan kennis is én vijftien praktijkvoorbeelden uitpluizen, zowel succesvolle initiatieven als minder succesvolle. Tijdens het uitpluizen zullen we in de praktijk waarschijnlijk ook laaghangend fruit tegenkomen, oftewel problemen die makkelijk op te lossen zijn. Dergelijke initiatieven kunnen we met goede adviezen – met behulp van de opgedane de kennis uit de succesvolle voorbeelden – hopelijk een stap verder brengen. Dit valt onder de noemer ‘fixen’. Daarbij moet ik wel zeggen, dat we geen garantie kunnen geven dat we alles kunnen fixen. Wat betreft onze agendeerfunctie is het idee dat we ongetwijfeld ook belemmeringen tegen komen die van langere duur zijn dan de looptijd van de coalitie. Daarbij is het belangrijk dat we kijken hoe en waar we die kunnen agenderen en ter tafel kunnen brengen”, stelt Van Hoogmoed.

Praktijkvoorbeelden uitpluizen
Twee praktijkvoorbeelden zijn inmiddels uitgeplozen: Het Beweeghuis (Maastricht UMC+) en Centering Zwangerschap. “Via een aantal interviews hebben we per casus gekeken hoe deze initiatieven ervoor staan. Deze twee initiatieven hebben een goede stap richting financiering gemaakt, onder meer door onafhankelijk onderzoek te laten doen naar of en hoe het werkt. Dat betekent dus wel dat ze hun kop boven hun maaiveld hebben uitgestoken. Het is nu nog een kwestie van de lange adem om als leefstijlinterventie een plekje te veroveren. Dat is daarom ook iets dat we in onze gidsfunctie proberen helder te communiceren. De komende zes maanden zullen we de overige initiatieven uitpluizen”, zegt Van Hoogmoed.
De verwachting is dat na de zomer de resultaten van de praktijkvoorbeelden door het team gepresenteerd kunnen worden. De resultaten zullen bovendien weer input leveren voor de gidsfunctie van het team. “Na de zomer willen we tevens antwoord geven op de vraag hoe we de complexe informatie beter vindbaar kunnen maken”, vult Van Hoogmoed aan.
Wanneer zijn jullie tevreden?
“Ik ben tevreden als we aan het eind van de looptijd van de coalitie een soort transitiemodel hebben ontwikkeld voor de inzet van leefstijlinterventies in de zorg. Een model, of soort blauwdruk, waarmee we antwoord kunnen geven op de vragen als ‘Welke stappen zijn nodig als iemand een goede leefstijlinterventie heeft? Bij welke organisatie moet hij of zij zijn en wat is er nog nodig om structurele financiering te krijgen?’. Daarnaast hoop ik dat organisaties in de zorg steeds meer van elkaar leren, daarin kunnen binnen de zorg nog stappen gemaakt worden”, besluit Van Hoogmoed.